Kerkgeschiedenis – Ulrich Zwingli – Kerkgeschiedenis – Personen

12 augustus, 2023

Rubrieken: Kerkgeschiedenis

Kerkgeschiedenis – Personen

Ulrich Zwingli

 

 

 

Inleiding

Hoewel Zwitserland nominaal deel uitmaakte van het Heilige Roomse Rijk, was het toch vanwege zijn geografische ligging een van de meest vrije delen van Europa, en praktisch onafhankelijk. Dat was een van de redenen waarom de Reformatie in dat land kon bloeien en een belangrijk aandeel kreeg in Europa als geheel. Eén jaar na Luther werd Ulrich Zwingli in Wildhaus geboren. Zijn carrière verliep voorspoediger dan die van Luther, want hij doorliep de universiteiten van Wenen en Bazel, waarna hij parochiepriester werd, eerst in Glarus en later in de kathedraal van Zürich. In die periode kwam hij in contact met de gemeenten Gods, of “wederdopers” zoals ze op misleidende wijze werden genoemd. Een van hun leiders was Konrad Grebel, die in Zürich belangrijk werk deed, en daar raakten de beide mannen met elkaar bevriend. Op die manier werd ook Zwingli geconfronteerd met het verschil tussen “Kerk” (toen nog alleen Roomse Kerk) en “Gemeente”, en daarmee groeide de overtuiging dat wie de Schrift als grondslag van zijn leven neemt ook gehouden is om “alles te onderhouden wat Ik u geboden heb”, Mat. 28:19. Daardoor hield hij zich een tijdlang ernstig bezig met de bijbelse Doop, die hij uiteindelijk toch afwees, en met het bijbels Avondmaal, waarvan hij beter dan Luther begreep dat het woordje “is” in “dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed” als beeldspraak is bedoeld en niet letterlijk genomen moet worden zoals algemeen werd geleerd. De Zwitserse Hervorming begon in 1522 vanuit Zürich en heeft twee verschillende kanten, net als haar voorloper een eeuw geleden in Tsjecho-Slowakije. Aan de ene kant is Zwingli “evangelischer” dan Luther in zijn houding ten opzichte van de Bijbel, zijn opvattingen van Doop en Avondmaal, en de nadruk op de persoonlijke bekering. Maar aan de andere kant was Zwingli een vurig patriot, die al spoedig de belangen van de Gemeente vermengde met die van de Staat, en deze vermenging van theologie en politiek maakte dat hij als ideaal “de christelijke maatschappij of communiteit” nastreefde. Als gevolg daarvan deden wereldse overwegingen hun intree, zodat “de regels van het huis van Christus en God” volgens 1 Tim. 3:15 en Hebr. 2:3 en 6 nu werden geïntegreerd met staatkundige en politieke regels, wat in de periode die wij “Handelingen der Gemeente” noemen ongewenst en onmogelijk is. Nog sneller dan bij Luther greep de Reformatie van Zwingli terug naar de periode van “Pergamum”. Vanuit zijn gezagspositie in het kanton en de stad Zürich voerde hij al in 1523 de Staatskerk in met een kerkeraad die macht had om beslissingen te nemen en door te voeren die gingen over de Kerk en de Leer. De eerste botsing kwam met de broeders die in Zürich buiten de Kerk hun gemeenten hadden en die nu door de Kerk onder vuur genomen werden. Een zekere gelovige, Müller genaamd, sprak toen hij voor de kerkeraad werd gebracht de volgende woorden: Onderdruk mijn geweten niet, want geloof is een vrije gave van Gods genade waarin niemand mag ingrijpen. Het geheimenis Gods is een verborgenheid, het is als een schat in de akker die niemand vinden kan tenzij de Geest van God hem die toont. Dus smeek ik u, dienaren van God, laat mijn geloof vrij. Maar dit mocht niet zo zijn: de nieuwe Staatskerk handelde vanuit het principe van de oude Katholieke Kerk dat het haar plicht is om tegen de “ketters” op te treden en hen gevangen te nemen of zelfs te doden. Dat gebeurde dan ook, en nu herhaalde zich de geschiedenis. Zoals eerder de Roomse Kerk was opgetreden tegen Huss en een eeuw later tegen Luther, zo trad nu de “Evangelische Kerk” van Zwingli op tegen leiders van de gemeente zoals dr. Balthazar Hubmeyer die als theoloog achter de “wederdopers” stond, en plaatselijke leiders zoals Grebel, Manz en Blaurock. Zij toonden aan dat Zwingli in korte tijd was omgedraaid van een man der waarheid die aan Rome “de hele Schrift” voorhield, naar een man die nu zelf niet meer op deze Schrift aanspreekbaar was. Blaurock waagde het zelfs om tegen Zwingli te zeggen: “U hebt, beste Zwingli, altijd de papisten voorgehouden dat een stelling die niet in Gods Woord is gegrond, geen waarde heeft. Maar nu beweert u dat er veel is dat niet staat in Gods Woord en dat toch in gemeenschap met God werd verricht. Waar is nu het krachtige woord waarmee u eenmaal bisschop Faber en alle monniken hebt weerstaan?” Het mocht niet baten en de drie predikers werden, samen met negen mannen en zes vrouwen, veroordeeld tot de gevangenis, op water en brood en stro, om daar weg te teren en te sterven. Allen die gelovigen doopten of zelf als gelovige gedoopt waren werden gestraft met verdrinking in rivieren, net als in Oostenrijk en Duitsland. En zo bracht de Reformatie opnieuw vervolging teweeg, zij het nu bitterder, namelijk door de broeders die eerst met hen voor de waarheid getuigden. Opnieuw werd het getuigenis van de Christenen die de vrijheid zochten om God te eren tegengestaan. Zij wilden eenvoudig van Hem getuigen, zoals het Woord dat leert, maar dat verdroeg zich niet met de opvatting van hen die kerkelijk bleven denken.

______________________________________________________________________________________________________________________________