'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Wees niet bevreesd, want Ik ben met u, wees niet verschrikt, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met Mijn rechterhand, die gerechtigheid werkt.
Dat de Psalmen 1 en 2 één geheel vormen, is onder de meeste Bijbeluitleggers algemeen erkend en aanvaard, de parallellen zijn te opvallend om ze te negeren. Psalm 1 begint met ‘welzalig’ en met hetzelfde woordje eindigt Psalm 2. Dit wordt wel gezien als een aanwijzing dat deze twee Psalmen één geheel zijn, of om het met een theologische term te duiden: een inclusie*. Dat het een inclusie is, wordt mede ondersteund door meerdere tegenstellingen. Ik noem er enkele: (1) Ps.1 begint met ‘welzalig’, Ps.2 eindigt ermee. (2) Ps.1 richt zich op de Wet, Ps.2 op profetie. (3) In Ps.1 zien we Christus als de perfecte Mens en in Ps.2 als de Koning der koningen. (4) Ps.1 gaat over de zegen voor het volk van God, Ps.2 over het oordeel over de volkeren. (5) Ps.1 is de voorbereiding om de Koning van Ps.2 te kunnen ontmoeten. In het Nieuwe Testament wordt Psalm 1 niet vermeld, terwijl Psalm 2 op zijn minst achttien keer wordt aangehaald of ernaar verwezen. Dat de Psalmen genummerd waren, blijkt uit Handelingen 13:32. Dat Psalm 2 door David is geschreven, blijkt uit de verwijzing die we vinden in het boek Handelingen, waar deze Psalm wordt aangehaald (Hand.4:25-26). Het is dan ook een messiaanse psalm, omdat de tekst vermeld wordt in het Nieuwe Testament en verwijst naar de Heer Jezus. We zien in deze Psalm dan ook profetisch de komst van de Messias aangekondigd, de Heer Jezus. Het koningschap was door God voorzien (Gen.17:6,16; 35:11; Num.24:7,17), maar het was niet de eerste koning, Saul, uit wiens huis de Messias zou komen, maar uit het huis van zijn opvolger, David, want die was van de stam van Juda (Gen.49:10). De belofte vermeld in 2Sam.7:16 spreekt van een verre toekomst en een universeel koninkrijk en koningschap voor altijd en dat gaat ver boven de belofte aan David uit.
De stem van de koningen der aarde bij monde van David (2:1-3)
Dat God geen directe bemoeienis meer met de volken heeft gehad en ze op hun eigen wegen heeft laten gaan na de torenbouw van Babel en de roeping van Abraham, wil niet zeggen dat Hij deze wereld aan zichzelf heeft overgelaten. God heeft als Onderhouder van alle mensen ‘zich niet onbetuigd gelaten in goeddoen door uit de hemel regen en vruchtbare tijden te geven (Hand.14:16-17; 1Tim.4:10). Het wil ook niet zeggen dat God zijn gezag en bestuur over de volken heeft prijsgegeven. Nee, Hij blijft in controle: ‘Hij toch verandert tijden en stonden, Hij zet koningen af en stelt koningen aan’ en ‘Door mij regeren de koningen en verordenen de machthebbers recht. Door mij heersen de vorsten en de edelen, al de rechters der aarde’ (Dan.2:21; Spr.8:15-16). De volken woelen en zinnen op ijdelheid, wat de profeet Jesaja later omschrijft als: ‘Maar de goddelozen zijn als de zee, zo opgezweept, dat zij niet tot rust kan komen, en wier wateren slijk en modder opwoelen. De goddelozen, zegt mijn God, hebben geen vrede’ (Jes.57:20-21). De volken zijn in opstand tegen God, beter gezegd tegen de Christus van God. Die opstand tegen God manifesteert zich in de vervolging van de gelovigen, zoals we dat zien in het boek Handelingen, waar Psalm 2 door Petrus wordt aangehaald na het verhoor door de joodse Raad (Hand.4:25-27). De opstand tegen God houdt vijandschap in tegen zijn volk Israël en de Gemeente. ‘Als de wereld u haat, weet dat zij Mij eerder dan u heeft gehaat’ en ‘Als zij Mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen’ (Joh.15:18,20). De volkeren zinnen op ijdelheid ‘want zij kennen de gedachten des Heren niet en verstaan zijn raadslag niet, dat Hij hen verzamelt als schoven op de dorsvloer’ (Mi.4:12). De wens van de volkeren is om vrij te zijn: ‘Ni Dieu, ni maître!’. Wat die vrijheid dan ook moge betekenen, de echte vrijheid is alleen te vinden in onderwerping aan God en zijn Christus. ‘Als dan de Zoon u zal vrijmaken, zult u werkelijk vrij zijn’ (Joh.8:36). Vrijheid zonder gezag is anarchie en anarchie leidt tot niets en creëert wanorde. Het gezag van God ervaren de volken als een juk dat ze willen afwerpen (Jer.5:5; 27:2,8,11). Van het ‘verscheuren van de banden en touwen’ en de daarmee gepaard gaande gevolgen vinden we een beschrijving in de brief aan de Romeinen (Rom.1:18-32). Hoewel de volken God als Schepper zouden moeten kennen en eren, hebben zij Hem als God niet verheerlijkt of gedankt, en zijn zij in hun overleggingen tot dwaasheid vervallen en is hun onverstandig hart verduisterd geworden (Rom.1:21). De normvervaging in onze dagen legt getuigenis af van de onveranderlijkheid van het menselijk handelen, dat geen rekening wil houden met God. ‘Wij willen niet dat deze over ons regeert’ (Luk.19:14).
De stem van God de Vader (2:4-6)
God is in de hemel en lacht om de ijdelheid en het gewoel van de volken (Ps.37:13; 59:9). God is in de hemel, in volmaakte rust, de volken zijn op aarde en kennen geen rust (Pred.5:1). Voor God zijn de volken als een druppel in een emmer en als een stofje op de weegschaal, ze zijn als niets voor Hem en worden door Hem beschouwd als nietig en ijdel (Jes.40:15-18). De tijd dat God tot de volken zal spreken in zijn toorn ligt mijns inziens niet meer ver weg, maar tot die tijd spreekt God nog in genade tot deze wereld. Dat God de zondaar niet onmiddellijk oordeelt, betekent niet dat zijn oordeel niet zal komen, het is alleen uitgesteld. ‘Omdat het vonnis over de boze daad niet aanstonds voltrokken wordt, daarom is het hart der mensenkinderen in hen begerig om kwaad te doen’ (Pred.8:11). ‘De goddeloze smeedt boze plannen tegen de rechtvaardige en knarst de tanden tegen hem; de Here belacht hem, want Hij ziet, dat zijn dag komt’ (Ps.37:12-13). Die dag, de dag des Heren, ‘de grote dag van de toorn van God en het Lam, is gekomen en wie kan bestaan?’ (Op.6:16). De vijandschap van de wereld tegen God zal haar hoogtepunt hebben in de eindtijd, wanneer de satan de naties zal misleiden om hen tot de oorlog te verzamelen om de legerplaats van de heiligen en de geliefde stad te omsingelen (Op.20:7-9). Maar dan zal Hij tot hen spreken in zijn toorn en hen verschrikken in zijn gramschap, want dan zal er vuur uit de hemel neerdalen en hen verteren, en de duivel, het beest en de valse profeet zullen geworpen worden in de poel van vuur (Op.20:9-10). Vele keren hebben leiders geprobeerd de wereld aan zich te onderwerpen, we denken maar aan Alexander de Grote en in recentere tijden Napoleon en Hitler. Maar God heeft vastgelegd Wie zijn Koning zou zijn en waar, namelijk in Sion, dat een andere naam voor Jeruzalem is, dat nu nog zonder koning is. ‘Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder vorst, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim. Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de Here, hun God, zoeken, en David, hun koning, en bevende komen tot de Here en tot zijn heil – in de dagen der toekomst’ (Hos.3:4-5). De vervallen hut van David zal weer opgebouwd worden (Hand.15:16) en de voorbereidingen die voorafgaan aan de intrede van Gods Koning, de Heer Jezus, zijn al in volle gang.
De stem van God de Zoon (2:7-9)
De vermelding van Ps.2:7 in het boek Handelingen maakt duidelijk wat het woordje ‘verwekken’ betekent. Het verwijst naar de opstanding van Christus als de eersteling uit de doden (Hand.13:33; 1Kor.15:23; Kol.1:15). Het ‘verwekken’ betekent niet dat de Heer Jezus geschapen is maar dat Hij als Zoon de eerste plaats zal innemen: ‘Ik zal hem tot een eerstgeborene stellen, tot de hoogste van de koningen der aarde’ (Ps.89:28). Christus is de eeuwige Zoon van God. Hij is het vleesgeworden Woord en als Zoon van God is hij op aarde gekomen om als Mens te wonen onder de mensen waarvoor Hij zijn leven heeft gegeven op het kruis van Golgotha. Hij is het beeld van de onzichtbare God en de uitstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen (Heb.1:3; Kol.1:15; 2Kor.4:4). Het behaagde de hele Volheid in Hem te wonen. ‘Hij is de Christus, die God is over alles, gezegend tot in eeuwigheid’ (Rom.9:5). Deze Christus nam de duivel mee naar een zeer hoge berg en toonde Hem alle koninkrijken van de wereld en hun heerlijkheid en zei tot Hem: Al deze dingen zal ik u geven, als u neervalt en mij aanbidt (Mat.4:8-9). Maar de Heer Jezus wist van het besluit van zijn Vader (Ps.2:7): de einden der wereld zou de Heer Jezus ontvangen uit de handen van de Vader! Eenmaal zal het moment komen, en wie weet hoe gauw al, ‘dat de Zoon des mensen zal komen in zijn heerlijkheid en alle knie zich voor Hem zal buigen (Mt.25:31v.; Fil.2:9-10). Een andere Psalm spreekt ons van die dag: ‘Aldus luidt het woord des Heren tot mijn Here: Zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gelegd heb als een voetbank voor uw voeten. De Here strekt van Sion uw machtige scepter uit: heers te midden van uw vijanden. Uw volk (Israël) is een en al gewilligheid ten dage van uw heerban; in heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw uwer jonge mannen voor u op. De Here heeft gezworen en het berouwt Hem niet: Gij zijt priester voor eeuwig, naar de wijze van Melchisedek. De Here is aan uw rechterhand. Hij verplettert koningen ten dage van zijn toorn; Hij houdt gericht onder de heidenen, hoopt lijken op, verplettert hoofden op het wijde veld. Hij drinkt onderweg uit de beek; daarom heft hij het hoofd op’ (Psalm 110).
De stem van God de heilige Geest (2:10-12)
‘Welzalig allen die bij Hem schuilen’ is de oproep en de vaststelling aan het einde van deze Psalm. De stem van de heilige Geest overtuigt de wereld van oordeel, zonde en gerechtigheid (Joh.18:8). Zelfs na alles wat gebeurd is en gedaan is door de mensen sedert de zondeval tot op heden, is God nog niet veranderd en Hij roept de mensen op zich tot Hem te bekeren en te geloven in zijn Zoon, want Hij wil niet dat er iemand verloren gaat (2Petr.3:9). De voorwaarde om Gods zegen te ervaren is gehoorzaamheid aan Zijn wil; ‘laat u gezeggen’. Het de Here dienen met vreze en beving of ontzag, kan worden uitgebreid met ‘dient de Here met vreugde’ (Ps.100:2), want dat is het gevolg van het zich aan Hem onderwerpen. Die onderwerping aan de Zoon zal in het Vrederijk zichtbaar worden wanneer de volken zullen wandelen in het licht van zijn volk Israël (Jes.42:6). ‘En heidenvolken zullen naar uw licht gaan en koningen naar de glans van uw dageraad’ (Jes.60:3). De volken zullen tot rust zijn gekomen, want de zee is niet meer (Op.21:1). Wanneer nu de Zoon des mensen komt in Zijn heerlijkheid en alle engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van Zijn heerlijkheid. En vóór Hem zullen alle volken worden verzameld, en Hij zal ze van elkaar scheiden, zoals de herder de schapen van de bokken scheidt’ (Mat.25:31-32). ‘Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid’ (Jes9:6). Dan zal Psalm 67 in vervulling zijn gegaan, de Psalm die zo overvloedig spreekt van Gods goedheid voor de volken. ‘God zij ons genadig en zegene ons, Hij doe zijn aanschijn bij ons lichten; opdat men op aarde uw weg kenne, onder alle volken uw heil. Dat de volken U loven, o God; dat de volken altegader U loven. Dat de natiën zich verheugen en jubelen, omdat Gij de volken in rechtmatigheid richt, en de natiën op de aarde leidt. Dat de volken U loven, o God, dat de volken altegader U loven. De aarde gaf haar gewas, God, onze God, zegent ons; God zegent ons, opdat alle einden der aarde Hem vrezen’. Wat een geweldig vooruitzicht voor de volken, Israël en ook ons, wanneer ‘onze ogen de Koning in zijn schoonheid zullen aanschouwen’ want de Here mijn God, zal komen en alle heiligen met Hem (Jes33:17; Zach.14:6; 2Thes.1:10).
——
* In de theologie is een ‘inclusie’ een literaire structuur gebaseerd op een concentrisch principe, ook bekend als bracketing of een envelopstructuur, die bestaat uit het creëren van een frame door aan het begin en het einde van een sectie vergelijkbaar materiaal te plaatsen, waarbij dit materiaal uit een woord of zin, hoewel ook een grotere hoeveelheid tekst kan bestaan. Van welke lengte de framesectie zou moeten zijn, is onderwerp van debat.