Vraag en Antwoord – Nummer 42 – Tekst Johannes 1:11

13 juli, 2024

Rubrieken: Vraag en Antwoord

Vraag en Antwoord

Nummer: 43

Tekst Johannes 1:11

‘Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen.’ (Johannes 1:11)

Vraag:

Wie of wat bedoeld ‘de zijnen’ zoals vermeld in Johannes 1:11?

Antwoord:

Voor zover mij bekend bestaan er twee visies. De eerste visie is dat ‘het zijne’ of ‘de zijnen’ de hele schepping of mensheid omvat. De tweede visie is dat het hier om het volk Israël gaat. Ik geloof dat de tweede visie hier de voorkeur geniet.

Je kan ‘het zijne’ nog verklaren als de dingen die Hem behoren, de hele schepping (vgl. Kol.1:16). Moeilijker wordt het om ‘de zijnen’ op de schepping toe te passen. Het Grieks verwijst hier naar ‘familie’ die Hem niet welkom heette. Zijn familie mag ook in een uitgebreide betekenis gezien worden, het volk Israël. Als volk hebben ze Hem afgewezen (Joh.12:37-40) wat de profeet Jesaja al voorzegt had (Jes.53:1-3).

Je kan toch moeilijk zeggen dat Christus tot de gehele mensheid is gekomen en dat deze Hem hebben afgewezen. Wanneer moet dat dan plaatsgevonden hebben? We lezen dat God de volken op hun eigen wegen heeft laten gaan na torenbouw van Babel en de roeping van Abraham (Hand.14:16) en ze had overgegeven aan het ongeloof (Rom.1:24, 26, 29). Kennis van het evangelie kregen ze niet eerder dat dat de Heer Jezus daartoe de opdracht had gegeven aan zijn apostelen (Mat.28:19). Paulus was het ‘middel’ om het evangelie naar de heidenvolken te brengen (Hand.26:16-18; Gal.2:7). In zijn toespraak op de Areopagus in Athene horen we hem dan ook het volgende zeggen: ‘Met voorbijzien dan van de tijden van onwetendheid beveelt God nu aan de mensen, dat zij zich allen overal moeten bekeren.’ (Hand.17:30)

Ik denk dat deze tekst een duidelijke verwijzing is naar het volk Israël. In zijn rede tot volk, tot de mannen van Israël, zegt Petrus: ‘En in uw nageslacht zullen alle families van de aarde gezegend worden. Tot u in de eerste plaats heeft God na zijn knecht te hebben doen opstaan, Hem gezonden om u te zegenen door ieder van u af te brengen van uw boosheden.’ (Hand.3:25-26)

______________________________________________________________________________