Vraag en Antwoord – Wat als…? (Hand.3:17-26) – Nummer 30

9 augustus, 2023

Rubrieken: Vraag en Antwoord

Vragenrubriek

Wat als…? (Handelingen 3:17-26)

Nummer  30

Voorwoord

Een ‘wat-als-vraag’ die telkens weer gesteld wordt is de volgende: ‘Wat als de Heer Jezus door het Joodse volk was aanvaard en het koninkrijk van God gevestigd was geworden en Christus als de ware David koning zou zijn geworden, zoals beloofd in de oudtestamentische profetieën? Daarmee verbonden ook nog de vraag of het volk Israël, ná het sterven en de opstanding van de Heer Jezus, alsnog tot herstel zou kunnen komen? Deze vragen staan in verband met het gedeelte in het boek Handelingen 3:17-26.

Inleiding

Het is moeilijk, zo niet onmogelijk, om op gebeurtenissen die niet hebben plaatsgevonden een antwoord te geven. Immers van eieren die niet gelegd zijn weet je toch ook niet hoe die eruit gaan zien? Toch denk ik dat we op de hierboven gestelde vraag, vanuit de Schrift, wel een redelijk aanvaardbaar antwoord kunnen geven. Maar laten we om te beginnen eens zien wat de Schrift te zeggen heeft over de Messias die zou komen, hoe Hij is verworpen en hoe het verdere ontwikkeling en vervulling van Gods raad, ná die verwerping zich heeft ontwikkeld.

De Oudtestamentische profetieën

Wat zeggen de oudtestamentische profetieën over de Messias die zou komen? Het ontbreekt ons niet aan Schriftgegevens, maar één tekst springt er met kop en schouders bovenuit en dat is Daniël 9:24-25. Die tekst gaat als volgt: ‘Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven. Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden’. De algemene verwachting van een aanstaande komst van de Messias maakte deel uit van het volk ten tijde van de volheid van de tijd (Gal.4:4). De Samaritaanse vrouw horen we zeggen: ‘Ik weet dat de Messias komt, die Christus wordt genoemd; wanneer Die is gekomen, zal Hij ons alles verkondigen’ (Joh.4:25). En de visser Andreas zei tegen zijn broer Simon: ‘Wij hebben de Messias gevonden’ (Joh.1:42). Het Oude Testament is één groot getuigenis van de verwachting van de Messias, de gezalfde koning uit de stam van Juda. Hierna de belangrijkste teksten uit het Oude Testament die vervuld zijn en vermeld in het Nieuwe Testament: Gen.3:15; 49:10; Num.24:17; Deut.18:15v.; 2Sam.7:12-16; Ps.8:6v.; 16:1-11; 22:2-23; 40:7-9; 45:1-18; 69:5, 22; 110:1-7; 118:22-26; Jes.7:14; 9:5v.; 11:1-10; 42:1-7; 50:4-11; 52:13-53:12; 61:1; Jer.23:5; 33:15; Ez.34:23v.; 37:24; Dan.7:13v.; 9:26; Mi.5:1; Zach.9:9; 11:12v.

De verwerping van de Messias

Wanneer de profetieën van het Oude Testament zo’n duidelijk signaal afgeven, hoe kan het dan dat het volk (eigenlijk de geestelijke leiders – Luk.7:30) – de Heer Jezus verworpen heeft. Die profetieën waren toch gegeven opdat ze Messias zouden herkennen wanneer Hij zou komen? De oorzaak daarvan is de bedekking die over hun hart ligt (2Kor.3:14-16), want als zij de bedekte wijsheid van God hadden gekend zouden zij de Heer der heerlijkheid niet gekruisigd hebben (1Kor.2:6-8). Blijkbaar stoorde het Paulus dat niet veel joden zich tot Christus wendden toen het evangelie aan hen werd verkondigd. Paulus’ gewoonte was, wanneer hij naar een stad ging, om eerst tot de Joden te spreken die zich in de plaatselijke synagoge verzamelden, zoals hij deed in Korinthe (Hand.18:1-4). Maar de Joden verwierpen de boodschap van redding ((Hand.18:6-7). Soms achtervolgden de Joden Paulus zelfs naar andere steden om te proberen hem het zwijgen op te leggen (Hand.14:1, 9). Paulus vond vaker een open deur bij de Godvrezende heidenen (Hand.17:4). In zijn brief aan de Romeinen concentreerde Paulus zich op de reden waarom de Joden Jezus hadden verworpen, naar wie de Schrift (het Oude Testament) verwees. Jezus was Israëls Messias, de persoon die Gods beloften aan Israël vervulde. De Joden zouden zich verheugt moeten hebben, maar in plaats daarvan werd hun hart verhard, hun geest werd afgestompt door wat er gebeurde (zie Rom.9-11, in het bijzonder 10:1-3). Maar Paulus wist dat de verwerping van het evangelie door de Joden deel uitmaakte van Gods mysterieuze plan zodat zijn aanbod van genade en redding zich kon uitstrekken tot de heidenen (zie Rom.11:28). God had de harten van de Joden verhard en opstandig laten worden, zodat hij daardoor kon laten zien dat hij een God van barmhartigheid was voor alle mensen. Zowel heidenen als joden hadden hem ooit opstandig afgewezen (Rom.11:29-32). God had echter in genade gelovige heidenen als zijn volk opgenomen. De passage, betreffende de bedekking die over het volk lag in 2 Korinthiërs 3, geeft een korte samenvatting van de leer van Paulus en verklaart waarom de Joden het evangelie hadden verworpen. Deze passage beeldt het voorlezen van de Wet en de Profeten in de synagoge uit. Zoals het reisverslag van Paulus in Handelingen onthult, was hij vaak in deze diensten geweest. Deze verzen drukken uit wat er op dat moment door de geest van Paulus ging. Hij was verbaasd dat de Joden, Degene naar wie de Schriften wezen, niet konden inzien dat het Jezus Christus was. Een echte sluier bedekte hun geest en hun hart – het centrum van hun intellectuele, sociale en spirituele zelf – zodat ze de waarheid niet konden begrijpen. Maar in Christus wordt de sluier op wonderbaarlijke wijze opgelicht. Net zoals Christus de geestelijke ogen van Paulus opende voor de waarheid over Jezus, zou de Heilige Geest ook de ogen van hen die zouden geloven openen om te zien hoe Jezus de Schriften vervulde. We kunnen dan ook beter verstaan waarom de Heer Jezus tot hen in gelijkenissen spreekt: ‘Daarom spreek Ik in gelijkenissen tot hen, omdat zij kijkend niet kijken en horend niet horen en niet verstaan. En aan hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: ‘Met het gehoor zult u horen en geenszins verstaan, en kijkend zult u kijken en geenszins zien; want het hart van dit volk is vet geworden en hun oren zijn hardhorend geworden en hun ogen hebben zij gesloten, opdat zij niet misschien zien met hun ogen zien en met hun oren horen en met hun hart verstaan en zich bekeren, en Ik hen gezond maak’ (Mat.13:13-15). De bedekking was dus een oordeel over het volk.

Handelingen 3:17-26

De woorden ’tot u’ staan aan het einde van dit gedeelte is daar geplaatst om te benadrukken dat het volk Israël daarmee is bedoeld. De boodschap van redding kwam eerst tot het volk van Israël, de afstammelingen van Abraham, Mozes, Samuël en de profeten. Zij hadden de profetieën moeten kennen en de Messias moeten herkennen toen hij gekomen was. Zij zouden de voornaamste begunstigden zijn van de zegen van het verbond. Merk op dat de primaire aard van de zegen was om hen van hun zondige wegen af te brengen. Christus’ werk, in zijn kern, om levens te veranderen, individuen die op zondige paden wandelen, hen van die paden naar het pad van zegen te leiden. Israël had alle reden om zich tot de Heer Jezus te wenden – geschiedenis, erfgoed, bloedlijn, eeuwenlange waarschuwingen van profetische boodschappers waren daaraan voorafgegaan. Maar ze hebben Hem niet herkend of, sterker uitgedrukt, niet willen herkennen (Mat.23:37-39). De tijden van verfrissing en herstel van alle dingen zijn uitdrukkingen waarin de Heilige Geest de honderden beloften samenvat die Hij door de verschillende profeten van God heeft gegeven betreffende een tijd van grote zegen voor Zijn volk, en door hen voor de volken over de hele wereld. Het zou onmogelijk zijn om al deze beloften te noemen wat het tot de tijden van verkwikking en herstel van alle dingen maakt. Deze dagen van een komend tijdperk, het koninkrijk tijdperk, of zoals we het noemen omdat de duur ervan duizenden jaren zal zijn, het millennium, worden volledig beschreven op pagina’s van profetieën uit het Oude Testament. Als we het profetisch Woord letterlijk interpreteren en niet proberen het te vergeestelijken, zullen we geen moeite hebben om de volle betekenis te zien van de tijden van verfrissing en herstel van alle dingen. Zei Petrus hier dat als Israël zich zou bekeren, Gods koninkrijk alsnog op aarde zou zijn gekomen? Nee, als Israël zich als geheel zou bekeren, zou een tweede, verder weg gelegen doel, de komst van het koninkrijk (tijden van verkwikking bij de wederkomst van Christus) worden vervuld. Het zenden van de Messias (vs.20) betekende de komst van het koninkrijk. Concluderend laat Handelingen 3:17-21 zien dat Israëls berouw twee doelen had: (1) voor individuele Israëlieten was er vergeving van zonden, en (2) voor Israël als natie zou haar Messias terugkeren om te regeren en zouden de tijden van verkwikking komen. Een toekomstig herstel van het land en volk Israël is daarmee inbegrepen.

Het probleem van zonde en zonden

Wat als De Heer Jezus door het volk Israël als de Messias was aanvaard en het Vrederijk was aangebroken, wat dan met de zonde en onze zonden? Hier stuiten we op een interessant probleem. In het algemeen gesproken is er het calvinisme, dat alle nadruk legt op de soevereine raad van God, en anderzijds het Arminianisme dat alle nadruk legt op de verantwoordelijkheid van de mens. En dan is er de middenopvatting het viatorisme dat probeert zowel aan de soevereine raad van God als aan de verantwoordelijkheid van de mens recht te doen. Een middenoplossing die door W.J. Ouweneel naar voren gebracht en uitgewerkt is in zijn: ‘Het plan van God’ in de ODR-reeks. Van harte aanbevolen voor hen die zich wat meer willen verdiepen in deze materie. Ik weet niet goed hoe dit in een paar woorden is te omschrijven, maar je zou kunnen zeggen daar waar de mens faalt in het volbrengen van Gods wil en raad, God de mens ‘overruled’ en nieuwe onbekende wegen inslaat.

In verband met het probleem van de zonde zien we dat de Heer Jezus voorgekend was van vóór de grondlegging van de wereld als het Lam van God. Johannes de doper ziet de Heer Jezus ook als het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt (Joh.1:29, 36). Dus het probleem van de zonde kon alleen worden opgelost doordat de Heer Jezus zou worden verworpen, lijden, sterven en opstaan uit de dood. ‘Als nu Christus gepredikt wordt dat Hij uit de doden is opgewekt, hoe zeggen dan sommigen onder u, dat er geen opstanding van doden is? Maar als er geen opstanding van doden is, dan is ook Christus niet opgewekt, en als Christus niet is opgewekt, dan is onze prediking vergeefs, en vergeefs is ook uw geloof; en dan blijken wij ook valse getuigen van God te zijn, omdat wij van God getuigd hebben dat Hij Christus heeft opgewekt, die Hij niet heeft opgewekt als er inderdaad geen doden worden opgewekt. Want als er geen doden worden opgewekt, dan is ook Christus niet opgewekt. En als Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof inhoudsloos, dan bent u nog in uw zonden; dan zijn ook zij die in Christus ontslapen zijn, verloren (1Kor.15:12-18). Sommige Korinthiërs ontkenden niet dat Jezus uit de dood was opgestaan (zij ‘geloofden’ dit, vers 11), maar dat zijn volgelingen over het algemeen zouden worden opgewekt. Paulus benadrukt vier keer in de verzen 12-19 dat degenen die de fysieke en lichamelijke opstanding van gelovigen ontkennen, ook de lichamelijke opstanding van Christus ontkennen, zelfs als ze beweren dat de laatste waar is. Het bewijs dat Christus’ dood een effectief plaatsvervangend offer voor zonden was (vs.3; 11:24-25) ligt in Jezus’ opstanding uit de dood (zie ook Rom.4:25).

Oorzaak en gevolg

Samengevat kunnen we zeggen dat door de verwerping van de Messias door het Joodse volk de behoudenis tot de volken is gekomen (Rom.11:11). ‘De farizeeën en wetgeleerden echter hebben de raad van God voor zichzelf terzijde gesteld (Luk.7:30). De Gemeente die voor het eerst aangekondigd werd door de Heer Jezus in het evangelie (Mat.16:18), maar tot dan een verborgenheid was en pas geopenbaard door de apostel Paulus (o.a. Ef.3:1-13), ontstond door de uitstorting van de Heilige Geest (1Kor.12:13). Maar ook de Gemeente heeft een beperkte tijd, waarna God de draad weer zal opnemen met het volk Israël waarnaar Handelingen 3:17-26 naar verwijst. Ten tweede, werd door de verwerping van de Messias door het Joodse volk, de Heer Jezus het Lam van God en bracht zo de verzoening tot stand tussen een heilig God en de zondige mens (2Kor.5:19). ‘O, diepte van rijkdom, zowel van de wijsheid als van de kennis van God! Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn oordelen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!’ (Rom.11:33).

_______________________________________________________________________________