Kerkgeschiedenis – Personen – William Carey – Zendeling in India

12 augustus, 2023

Rubrieken: Kerkgeschiedenis

Kerkgeschiedenis – Personen

William Carey – zendingspionier van India

 

 

 

Inleiding

Het is een feit dat na zeventien eeuwen Christendom het zendingsbevel van de Heer: “Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping”, nog nauwelijks was volbracht. Miljoenen mensen hadden nog nooit zelfs maar de kans gehad het Evangelie te horen, en dat woog bij tijden zwaar op het geweten van de Christenen die begrepen hoe wijd-omvattend de liefde van God is, maar ook hoe uitermate ernstig het is om als onverzoende zondaar te verschijnen voor een heilig God. Daarom zijn er steeds mensen bereid geweest om hun leven in te zetten om hen die veraf zijn met het Evangelie te bereiken. Reeds vroeg in de geschiedenis was er sprake van zendingsarbeid, een voorbeeld daarvan was het werk in Engeland en de Lage Landen, zie III.4.5. Belangrijk was ook het werk van de Nestorianen (zie IV.6.3.), maar daarnaast kreeg de zending van de Katholieke Kerk het karakter van kerkelijk en wereldlijk imperialisme, juist vanwege de koppeling van Kerk en Staat en de gezindheid voor “onze lieve vrouwe” in de Roomse Kerk. Een groot werk was ook begonnen met Von Zinzendorf en de Herrnhutters (VI.2.1.), maar overigens “deed de kerk weinig of niets aan zending”, ook niet in het tijdperk van de Reformatie. Hoe dat kwam zou William Carey leren en wij met hem. William Carey was dorpsschoenmaker en tegelijk pastor van een onafhankelijke Baptistengemeente te Moulton in Engeland. Met moeite kon hij in het levensonderhoud van zijn gezin voorzien, maar toch studeerde hij talen en verzamelde hij gegevens over de wijze waarop de heidenen leefden. In zijn studeerkamer hing een wereldkaart, samengesteld uit een aantal vellen papier die aan elkaar waren geplakt en waarop ieder land ter wereld was ingetekend. Daar schreef hij alles op wat hij over dat land wist, en zo werd deze kaart zijn gebedenboek en tegelijk zijn horizont: hierover sprak hij met anderen, binnen en buiten de gemeente. Op een keer kwamen alle predikanten in Northampton bijeen en daar kregen de jongere broeders de gelegenheid een onderwerp voor discussie te noemen. Die kans werd door Carey aangegrepen en hij stelde het volgende thema voor: “Geldt het bevel dat de apostelen ontvingen om alle volken te onderwijzen niet evenzeer alle dienaren van Christus die na hen zouden komen, totdat de voleinding der wereld gekomen zal zijn, gezien het feit dat de belofte die Jezus hierbij geeft 0’ok tot de voleinding geldt?” Maar dat thema was onaanvaardbaar voor deze Calvinistische predikanten, aangezien de extreme leer van Calvijn die in deze kringen werd aangehangen absoluut de noodzaak niet kent om zelf actief dit bevel van Christus te gehoorzamen. Een van hen drukte zich zelfs zo tegenover Carey uit: “Wanneer de Heer de heidenen wenst te bekeren, kan Hij dat ook wel doen zonder jouw hulp”. Daarmee kon Carey het doen, en deze gedachtengang, die vrij algemeen was, is er dan ook de oorzaak van dat ook de Reformatie aanvankelijk in de eerste drie eeuwen geen nadruk op het zendingsbevel heeft gelegd. Dat werd te “Arminiaans” bevonden en daarom redeneerde men dat weg naar “de tijd van toen”; zo kwam het dat de zending van die tijd grotendeels werd “bedreven” door de onafhankelijken en de mensen met een piëtistische achtergrond. Door de preken van Andrew Fuller leerde Carey hoe hij deze grote hindernis vanuit de Schrift moest overwinnen. Dit theologisch en historisch onderzoek leidde tot een goed resultaat, dat hij publiceerde onder de lange titel: “Een onderzoek naar de verplichting die Christenen hebben om zich in te zetten voor de bekering van de heidenen, waarbij de religieuze staat van de verschillende landen van de wereld, het succes van eerdere ondernemingen, en de praktische uitvoerbaarheid van verdere ondernemingen, worden beschouwd door William Carey”. De inhoud van dit geschrift wordt goed door de titel weergegeven, en dan komt hij tot een behandeling van de vele bezwaren die tegen zulk een onderneming worden ingebracht. Een van de bezwaren die vaak genoemd werden (we leven immers in de tijd van de “Verlichting!”) was de “onbeschaafde en barbaarse leefwijze” van de heidenen. Maar dit kon nooit een bezwaar zijn, aldus redeneerde Carey, behalve voor degenen wier liefde voor comfort hen niet bereid maakt zichzelf bloot te stellen aan het ongemak van de heidenen. Immers, voor de apostelen golden deze bezwaren niet en ook niet voor hun navolgers die naar de barbaarse Germanen en Galliërs gingen, zelfs naar de nog barbaarser Britten! Zij wachtten niet totdat de mensen “beschaafd waren” om hen daarna te kerstenen, maar gingen eenvoudig met de boodschap van het kruis. En wanneer mensen het Evangelie van harte aanvaarden brengt dit een grote verandering teweeg, die zelfs niet wordt bereikt of geëvenaard door een zeer lang contact met Europeanen! In 1792 werd een Genootschap gevormd om het Evangelie in vreemde landen te verbreiden. Nadat de formaliteiten waren vervuld ging Carey op weg naar India, terwijl Fuller zich ertoe zette de Christenen van Groot-Brittannië op te roepen zich bewust te zijn van hun verantwoordelijkheid om het Evangelie in de gehele wereld bekend te maken. Moeilijkheden werden hun niet bespaard, maar deze werden gedeeltelijk tot een oplossing gebracht en tenslotte werd de onderneming bekroond met de zegen die hiervan zowel in India als in Engeland uitging. Het kostte zeven jaar van zwoegen en bidden eer .de eerstelingen onder de Indiërs werden begroet: een man genaamd Krishna Pal beleed Christus, samen met zijn hele gezin en werd een door God gebruikte prediker van het Evangelie in zijn land, terwijl hij ook tal van liederen schreef.

______________________________________________________________________________________________________________________________