Dogmatiek – Zekerheid

25 juli, 2023

Rubrieken: Dogmatiek

Dogmatiek

Zekerheid

Inleiding

Zekerheid van de behoudenis is een deel van het onderwijs dat bestaat uit de voortzetting van die behoudenis van hen die gered zijn. We dienen zekerheid van de behoudenis te onderscheiden van de redding. Het heeft geen relatie met een niet wederom geboren persoon.

Velen maken het praktische geloofsleven als bewijs of voorwaarde van de onzekerheid van de behoudenis. Deze mening baseert zich ten onrechte op de volgende teksten:

1e. Bijbelgedeelten die gelden voor een andere bedeling: Ez.33:7-8; Mat.18:23-35; 24:13. (Bedeling is een periode binnen de heilsgeschiedenis die zich van andere onderscheidt door een eigensoortige relatie tussen God en de mens. Het is meer gekend onder de naam dispensationalisme):

2e. Bijbelgedeelten die verwijzen naar valse leraars die zich zullen openbaren in de laatste dagen van de Gemeente: 1Tim.4:1-3; 2Tim.4:3; 2Petr.2:1-22; Judas:17-19.

3e. Bijbelgedeelten die eigenlijk gaan over schijngelovigen: Luk.11:24-26, bijvoorbeeld.

4e. Bijbelgedeelten die handelen over een vergelijking maken tussen belijdenis en de vruchten: Joh.8:31; 15:6; 1Kor.15:1-2; Hebr.3:6; Jak.2:14-26; 2Petr.1:10: 1Joh.3:10.

5e. Bijbelgedeelten die verschillende soorten vermaning bevatten: Mat.25:1-13; Hebr.6:4-9; 10:26-31.

6e. Bijbelgedeelten waar het gaat over verlies van beloning, een wandel in de duisternis, en tucht: Joh.15:2; 1Kor.3:15;9:27; 11:27-32; Kol.1:21-33; 1Joh.1:5-9: 5:16.

7e. Bijbelgedeelten die verbonden zijn met afval van de genade: Gal.5:4 bijvoorbeeld.

De leer van zekerheid is gebaseerd op twaalf bevestigingen van God voor zijn volk, vier daarvan zijn gerelateerd aan de Vader, vier aan de Zoon en vier aan de Heilige Geest.

  1. Bevestigingen gerelateerd aan de Vader

(a) Het doel van het verbond van God, dat onvoorwaardelijk is: Joh.3:16; 5:24; 6:37.

(b) De oneindige macht van God om mensen te bevrijden en redden; Joh.3:21; 2Tim.1:12; Hebr.7:25; Judas:24).

(c) De onbeperkte liefde van God: Rom.5:7-10; Ef.1:4.

(d) De invloed van het gebed van de Zoon van God op zijn Vader: Joh.17:9-12,15,20.

  1. Bevestigingen gerelateerd aan de Zoon

(a) Zijn plaatsvervangende dood: Rom.8:1; 1Joh.2:2.

(b) Zijn opstanding als zekerheid voor de gelovigen: Joh.3:16; 10:28; Ef.2:6.

(c) Zijn voorspraak in de hemel: Rom.8:34; Hebr.9:24; 1Joh.2:1-2.

(d) Zijn herder zijn en bemiddeling: (Joh.17:1-26; Rom.8:34; Hebr.7;23-25.

  1. Bevestigingen gerelateerd aan de Geest

(a) Wedergeboorte (deelkrijgen aan de goddelijke natuur geeft toegang tot wat niet meer weggenomen kan worden): (Joh.1:13:3:3-6; Tit.3:4-6; 1Petr.1:23; 2Petr.1:4: 1Joh.3:9.

(b) Inwoning (Hij is komen inwonen in de gelovige waardoor deze geborgen is): Joh.7:37-39; Rom.5:5; 8:9; 2Kor.2:12; 6:19; 1Joh.2:27.

(c) De doop (waardoor de gelovige bij Christus wordt gevoegd opdat hij deel krijgt aan de zegeningen van de nieuwe heerlijkheid en schepping): 1Kor.6:17; 12:13; Gal.3:27 en verzegeld wordt: Ef.1:13-14; 4:30.

Elk van deze bevestigingen zijn voldoende om eeuwige zekerheid te garanderen voor de gelovige.

Er is geen werkelijk onderscheid tussen zekerheid en bewaard blijven, want God doet geen aanbod in de tegenwoordige tijd die niet eeuwig is. Indien goed begrepen zal het verstaan van zekerheid van de gelovige leiden tot een heilig en toegewijd leven (1Joh.2:1).

______________________________________________________________________________________________________________________________