'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en wat bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven; Hij is de volkomen verlossing van mijn aangezicht en mijn God.
Watchman Nee of Ni Tuosheng (1903-1972) was een Chinees prediker die vanwege zijn geloof twintig jaar in zijn geboorteland China gevangen heeft gezeten, en ook in gevangenschap stierf. Het bekendste boek van Watchman Nee is ‘Het normale christelijke leven’. Watchman Nee weet de inhoud van de brief aan de Epheziërs samen te vatten in drie woorden: zitten, wandelen, en standhouden. Aan de hand van deze kernwoorden wordt het christelijk leven inzichtelijk gemaakt: Zitten: Onze positie in Christus. Wandelen: Ons leven in de wereld. Standhouden: Onze houding tegenover de vijand. De lezer ontdekt dat hij mag leven vanuit een nieuwe positie in Christus, wat iets anders is dan proberen een christelijk leven te leiden. In mijn studies volg ik die indeling. Ik hoop later, in andere artikelen, de brief aan de Efeziërs uitvoeriger te bespreken dan in deze drie artikelen het geval is.
Zitten – Wandelen – Standhouden
Efeze 1-2
Inleiding:
Zoals in zijn brieven geeft de apostel Paulus ons eerst een theoretische inleiding, waarna hij overgaat naar het praktische gedeelte van de brief. Onze praktijk moet gebaseerd zijn op een theoretische kennis van Gods Woord. Ook in de brief aan de Efeziërs volgt Paulus dit stramien. In hoofdstuk 1 ligt de nadruk op onze bezittingen in Christus. In hoofdstuk 2 ligt de nadruk op onze positie in Christus; We zijn met Hem gezeten in de ‘hemelse gewesten’. En in hoofdstuk 3 belicht Paulus zijn bediening voor de volken.
Gezegend door de Vader (1:1-7)
Rekening houdend met dat in Efeze 2 staat dat wij ‘van nature kinderen van de toorn waren’ en dat we nu in Christus Jezus gezeten zijn in de hemelse gewesten (2:6), dan moet daar iets aan vooraf zijn gegaan zodat we die positie in Christus mogen bezitten. Dat heeft alles te maken met de barmhartigheid van God die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegeningen in de hemelse gewesten. En Hij heeft ons uitverkoren in Christus en als zonen aangenomen. We hebben deel gekregen aan zijn genade, die in Christus tot ons is gekomen (1:1-6). Door het bloed van Christus zijn we verlost van zonde en dood en hebben vergeving van onze zonden ontvangen. De Heer Jezus heeft ons de verborgenheid van Gods wil bekend gemaakt en ons tot erfgenamen gemaakt (1:7-11). We hebben toen we tot geloof zijn gekomen de Heilige Geest als onderpand ontvangen en zijn erdoor verzegeld. De Heilige Geest is het onderpand van onze erfenis met het oog op onze verlossing (1:12-14). De rest van hoofdstuk 1 zegt ons dat we kennis hebben gekregen van de verborgenheid van Gods wil, d.w.z. dat God ‘alles aan Jezus’ voeten heeft onderworpen en Hem als Hoofd over alles gegeven heeft aan de gemeente, die zijn lichaam is (1:10, 23).
Alles uit genade (2:1-6)
Het onderwerp dat we voor ogen hebben is, dat God ons met Christus heeft doen zitten in de hemelse gewesten, maar voordat dat mogelijk was moest er heel wat gebeuren. Wij waren namelijk dood in zonden in misdaden. We werden gekenmerkt als zonen van de ongehoorzaamheid en waren van nature kinderen van de toorn. ‘Maar… God die rijk is aan barmhartigheid heeft ons vanwege zijn grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad, toen ook wij dood waren in de overtredingen levend gemaakt met Christus; uit genade zijn wij behouden’. God heeft ons mee opgewekt en mee doen zitten in de hemelse gewesten in Christus Jezus. Dit voorgaande overziende maakt alle menselijke roem uitgesloten.
Gods doel (2:7-10)
In de bespreking van de voorgaande verzen hebben we kunnen vaststellen wat God vóór ons gedaan heeft. In de volgende verzen zien we dat Gods werk aan ons niet gedaan is, Hij wil ook dóór ons en ín ons werken. Hij wil ook in de rest van onze tijd de uitnemende rijkdom van zijn genade blijven betonen aan ons, want wij zijn zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot het doen van goede werken, die Hij tevoren heeft bereid opdat wij daarin zouden wandlenen.
We zijn gezegend door de Vader, Zoon en Geest en erfgenamen geworden, medeerfgenamen in Christus, uit de dood levend gemaakt en niet slechts gezegend met alle geestelijke zegeningen in de hemelse gewesten, maar ons ook mee doen zitten in Christus Jezus in die hemelse gewesten.
Hemelse gewesten (2:6)
Sommige uitleggers hebben gemeend, op grond van Mat.19:28 en Luk.22:30 dat het gezeten zijn met Christus in de hemelse gewesten, iets toekomstig zou zijn. De brief aan de Efeziërs maakt echter duidelijk dat deze positie, gezeten zijn met Christus in de hemelse gewesten, op het heden slaat, zoals we nu ook al delen in Zijn overwinning. De realiteit van onze huidige positie zou ons moeten helpen ons werk en beproevingen met grotere geestelijke kracht onder ogen te zien. Gelovigen, als erfgenamen van Christus, zijn geestelijk op een hoger niveau gekomen. We hebben deel aan een nieuwe burgerschap in de hemel, niet langer alleen maar op aarde. (Fil.3:20).